Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen riep Achis David, en zeide tot hem: [12][Het is zo waarachtig als] de HEERE leeft, [13]dat gij oprecht zijt, en [14]uw uitgang en uw ingang met mij in het leger is goed in mijn ogen; want ik heb geen kwaad bij u gevonden, van dien dag af, dat gij tot mij zijt gekomen, tot dezen dag toe; maar gij zijt niet [15]aangenaam in de ogen der vorsten. 12. Alhoewel Achis een afgodendienaar was, zo zweert hij hier nochtans bij Jehovah, den waren God. De Filistijnen hadden de macht des waren Gods wel beproefd, toen de ark des verbonds bij hen was, hfdst.5:. Het kan ook wel zijn dat Achis door den langen omgang met David enige kennis van den waren God heeft gehad. 13. Dat is, ik houd u voor een oprechten en getrouwen dienaar. 14. Dat is, uw handel en wandel, uw regering en beleid van zaken staan mij zeer wel aan. Zie Num.27:17. 15. Hebreeuws, goed.